Slechts onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen en een gevaar opleveren. Bij een watertemperatuur tussen de 25 °C en 45 °C kan snelle groei optreden. Onder de 25 °C zal er niet of nauwelijks groei optreden en boven de 60 °C vindt er afsterving plaats, dat bij hogere temperaturen steeds sneller gebeurt. De bacterie vermeerdert zich in slijmlaagjes aan de binnenkant van leidingen of in het bezinksel op de bodem van leidingen en reservoir, de zogeheten “Biofilm”. Dit is vooral in langdurig stilstaand water het geval. Besmetting is alleen mogelijk als het besmette water verneveld wordt en de hele kleine waterdruppeltjes (aërosolen) worden ingeademd, zoals bijvoorbeeld tijdens douchen, vernevelen of sproeien.
Hoe vindt de infectie plaats?
Besmetting vindt plaats via de longen. Infectie vindt plaats door het inademen van een grote hoeveelheid bacteriën in zeer kleine druppeltjes water verspreidt in de lucht (aërosolen). De ziekte kan niet worden overgedragen naar andere mensen en is dus niet besmettelijk. Het drinken van met legionella besmet water levert geen gevaar op. Tappunten die aërosolen verspreiden zijn douches, bubbelbaden, sproeiers en vernevelaars.
Maatregelen
Waterleidingsystemen moeten in Nederland voldoen aan de wettelijke eisen die door het ministerie van VROM zijn vastgelegd in het waterleidingbesluit. Eigenaren van collectieve installaties zijn op grond van hoofdstuk IIIc van het waterleidingbesluit, of op grond van de algemene zorgplicht, verplicht om deugdelijk water te leveren aan elk tappunt en legionellabesmettingen te voorkomen.
De algemene zorgplicht houdt in dat een eigenaar van een waterleidingsysteem juridisch verantwoordelijk is voor de levering van deugdelijk water aan het tappunt. Bij nalatigheid kan hij juridisch worden vervolgd. Algemeen worden de ISSO-publicaties 55.1 (Hoofdstuk IIIc) en 55.2 (Algemene zorgplicht) aangehouden als leidraad voor beveiliging van installaties.
Het thermisch beheersconcept houdt kortweg in dat de temperatuur van koud water onder de 25 °C moet blijven. Warm water dient boven de 60 °C te blijven. Mogelijke beheersmaatregelen zijn periodiek spoelen, preventief thermisch desinfecteren en temperaturen meten en registreren. Het ministerie van VROM spreekt een duidelijke voorkeur uit voor het thermisch beheersconcept.
Alternatieve technieken zijn in principe bedoeld voor bestaande installaties in de hoog/midden risicocategorie. Alternatieve concepten mogen slechts worden toegepast als aangetoond kan worden dat het thermische beheersconcept niet toepasbaar is of onvoldoende effectief blijkt te zijn.